Rome
Aan het begin van de 16e eeuw wordt de kerk van Rome geconfronteerd met twee belangrijke ontwikkelingen: de Reformatie en de ontdekking van nieuwe gebieden buiten Europa. Voor de leiding van de kerk is het belangrijk een antwoord te vinden op de uitdaging van de Reformatie. De stichting van de Sociëteit van Jezus (of jezuïetenorde) door Ignatius van Loyola komt daarbij als een geschenk uit de hemel. Na de erkenning door paus Paulus III (1540) breidt de orde zich vanuit Rome snel uit over Italië en het katholieke deel van Europa. Jezuïeten worden de belangrijkste promotors van de Contra-Reformatie, de reactie van de katholieke kerk op de Reformatie en tegelijkertijd een hervormingsbeweging binnen de kerk. Enkele opvallende kenmerken van de orde zijn: gehoorzaamheid aan de paus, een organisatie naar legermodel, een hoger opleidingsniveau dan bij de bestaande clerus, zorg voor onderwijs (wat blijkt uit het stichten van scholen en universiteiten).
Op verzoek van de koningen van Spanje en Portugal wordt de jezuïetenorde ingeschakeld bij de missionering van de bevolking in de pas ontdekte gebieden in Midden- en Zuid-Amerika, Afrika en het oosten van Azië. Het westers christendom komt nu in aanraking met ‘primitieve’ godsdiensten, maar ook met hindoeïsme en boeddhisme. Aanvankelijk laat de kerkleiding de verantwoordelijkheid voor de geloofsverkondiging over aan de koningen van Spanje en Portugal. De eerste westerse missionarissen bedienen zich in de pas ontdekte gebieden van een weinig soepele methode. Zij brengen het Europese kerkmodel, met heel het stelsel van uiterlijke gebruiken, ongewijzigd en zonder enige aanpassing over aan vreemde volken. Men toont over het algemeen weinig begrip voor de religie van de ontdekte volken. De adembenemende, grote plafondschildering in de Sant’ Ignazio in Rome is een weerslag van de algemeen geldende opvatting dat het uitzenden van missionarissen naar alle windrichtingen de manier is om ‘heidenen’ te bekeren en zo de triomf van het christendom te tonen.
Op den duur geven enkele jezuïeten er zich rekenschap van, dat de westerse wijze van geloven niet zomaar zonder enige noemenswaardige aanpassing in het oosten van Azië kan worden overgeplant. Matteo Ricci en Roberto de Nobili zullen daar de verspreiding van het geloof op een andere manier ter hand nemen, namelijk door zich ruimhartig aan te passen aan de cultuur van de volken aldaar. Het zal in de Kerk leiden tot een controverse over de toelaatbaarheid hiervan (ritenstrijd).
De oprichting van de Congregatio de Propaganda Fide (1622) als onderdeel van de Romeinse Curie betekent een koerswijziging in het beleid van de kerk ten aanzien van missionering in de nieuw ontdekte gebieden: voortaan is de leiding niet meer in handen van de Spaanse of Portugese koning, maar in die van de Heilige Stoel (de kerkleiding in Rome).